hazenoog

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hazenoog    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ha·zen·oog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hazenoog hazenogen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hethazenoogo

  1. oog van een haas
    • Maar dit zijn geen kopieën, het zijn drie originele schilderijen, met de haas telkens net een beetje anders in een ogenschijnlijk gelijk maar gewiekst in een heel ander decor. En elke keer worden de hazenogen doder. [2] 
    • Cis de Dove pakt het haas. Hij voelt hem in de volle soepele lenden, betast de malsheid en kijkt in het groot blinkend hazenoog. [3] 
  2. (medisch) oog dat niet volkomen gesloten kan worden door een naar achteren getrokken bovenste ooglid
Synoniemen
  • [2] lagophthalmus, lagophthalmia
Verwante begrippen
  • exophthalmus

Gangbaarheid

  • Het woord 'hazenoog' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
73 %van de Nederlanders;
76 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.