hebzucht

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hebzucht    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈhɛpsʏxt/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • heb·zucht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hebzucht -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dehebzuchtv/m

  1. (psychologie) een overdreven begeerte naar materieel gewin
    • Hun hebzucht is vaak wat uiteindelijk dictators ten val brengt. 
    • Wouter Bos: «De hele crisis betekent de definitieve teloorgang van een systeem dat is gebaseerd op hebzucht, onverantwoorde risico's en perverse beloningen» 
     Maar het kan ook voelen alsof de moderne tijd ons steeds dieper in hebzucht, wanhoop en opwinding dompelt.[2]
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Gierigheid ( of hebzucht) is de wortel van alle kwaad
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord hebzucht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.