heep

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  heep    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • heep
Woordherkomst en -opbouw
  • erfwoord: Middelnederlands hēpe, met umlaut uit West-Germaans *hapjō- of *hapja-, bij Indo-Europees *kep- ~ *(s)kop- ‘hakken’, waartoe ook Oudgrieks kopís ‘slachtmes’, Litouws kapóti ‘hakken, fijnsnijden’, kapõnė, kaplỹs ‘houweel, ijsbijl’ en Russisch kopát’ ‘graven’ behoren. Evenals Duits Hippe, gewestelijk Heppe. Nevenvorm bij hiep; verwantschap met hacht.
enkelvoud meervoud
naamwoord heep hepen
verkleinwoord heepje heepjes

Zelfstandig naamwoord

deheepv/m

  1. (gereedschap) een gekromd snoeimes voor takken en bomen

Gangbaarheid

  • Het woord heep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
18 %van de Nederlanders;
18 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.