heila

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  heila    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈhɛila/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • hei·la

Tussenwerpsel

heila!

  1. uitroep om iemands aandacht te trekken
    • Gerretje luchtte zijn verkropte woede. "Heila! Zullen jullie je gezicht er eens houden, inktvissen?" [1]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'heila' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
36 %van de Nederlanders;
32 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

IJslands

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

heila

  1. genitief onbepaald mannelijk enkelvoud van heili

heila

  1. datief onbepaald mannelijk enkelvoud van heili

heila

  1. accusatief onbepaald mannelijk enkelvoud van heili

heila

  1. genitief onbepaald mannelijk meervoud van heili

heila

  1. accusatief onbepaald mannelijk meervoud van heili
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.