heord

Angelsaksisch

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
enkelvoud meervoud
nominatief heordheorda
genitief heordeheorda
datief heordeheordum
accusatief heordeheorda

Zelfstandig naamwoord

heord, v

  1. (dierkunde) kudde, groep (van ossen, varkens, schapen)
  2. (dierkunde) zwerm (van bijen)
  3. (religie) gemeente
  4. hoede, toezicht, zorg
Hyponiemen
  • [2]:  gafolheord zn 
  • [1]:  hríðerheord zn 
  • [1]:  hríþerheord zn 
  • [4]:  inheord zn 
Afgeleide begrippen
  • [1]:  sceapheord zn 
  • [4]:  heordræden zn 
Synoniemen
Overerving en ontlening
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.