historiek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  historiek    (hulp, bestand)
  • IPA: /hɪstoˈrik/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • his·to·riek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord historiek historieken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

historiek v / m (vroeger: o )

  1. voorafgaande geschiedenis, (beschrijving van) de eerdere ontwikkeling
    • Mijn taak bestond erin de terminologische spraakverwarring rond begrippen als culturele autonomie en federalisme te verhelderen, opzoekingen te doen en verduidelijkingen te geven over de historiek van de communautaire kwestie. [2]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord historiek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
77 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.