honkvastheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  honkvastheid    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • honk·vast·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord honkvastheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dehonkvastheidv [1]

  1. de mate waarin men geneigd is op dezelfde vaste plaats te blijven wonen
     Nog groter is de honkvastheid in Zuid-Limburg. Van de inwoners die er begin vorige eeuw leefden, woont nog altijd 72 procent van de achterkleinkinderen in die streek.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord honkvastheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron “We wonen dicht bij opa en oma” (donderdag 21 maart 2013, 11:37), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.