hoogheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hoogheid    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • hoog·heid
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van hoog met het achtervoegsel -heid
enkelvoud meervoud
naamwoord hoogheid hoogheden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dehoogheidv

  1. aanzien, grootheid, majesteit
  2. (adel) iemand die een zeer hoge adellijke rang bekleedt
    • Nadat zijne hoogheid gearriveerd was kon de plechtigheid beginnen.  [1]
Hyponiemen
  • leenhoogheid, rechtshoogheid
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord hoogheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.