grootheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  grootheid    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • groot·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grootheid grootheden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

degrootheidv

  1. (wiskunde) zaak in zoverre die voor vermeerdering en vermindering vatbaar is, iets meetbaars en/of kwantificeerbaars
     Ingeborgs vader, baron Von Freital, geloofde niet in de liefde, maar des te meer in geld en afkomst, en vooral in de gunstige combinatie van die grootheden.[1]
  2. belangrijk personage
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord grootheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.