hoogzwanger

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hoogzwanger    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈhoɣzwɑŋər/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • hoog·zwan·ger
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen hoogzwanger
verbogen hoogzwangere
partitief hoogzwangers

Bijvoeglijk naamwoord

hoogzwanger

  1. (fysiologie) in de laatste tijd van de zwangerschap zijnd waarbij de vrouw of het vrouwtjes dier een hele dikke buik heeft
    • De lente kondigde zich aan in het nestelen van de merels, het zelfvoldane getrippel van de kippen met hun stoeten kuikens, de meisjes die huiverden in hun dunne katoenen jurkjes. Een hoogzwangere poes kwam de herberg binnenlopen en installeerde zich waardig onder haar tafeltje.[1] 
    • `En Fouza is hoogzwanger, hè,' zei Amber om het gesprek weer een plezierige wending te geven. 'Ze verwacht de baby een dezer dagen.'[2]  
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord hoogzwanger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Allende, Isabel
    Liefde en schaduw 2016 ISBN 978-90-5965-389-4 pagina 146
  2. Oubelkas, Joseph
    400 brieven van mijn moeder 2011 ISBN 978-90-484-9014-1 pagina 160
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.