zwanger

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zwanger    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzwɑŋər/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • zwan·ger
Woordherkomst en -opbouw
  • van Middelnederlands swanger "(mentaal) van iets vervuld"; in de betekenis van ‘een kind dragend’ aangetroffen vanaf 1542 [1] [2] [3]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen zwangerzwangerderzwangerst
verbogen zwangerezwangerderezwangerste
partitief zwangerszwangerders-

Bijvoeglijk naamwoord

zwanger

  1. (biologie) in de toestand van een vrouw wanneer er in haar baarmoeder een bevruchting heeft plaatsgevonden
     Als ik zo afwezig was plaagde ze me vroeger wel eens door tussen neus en lippen te melden dat ze zwanger was, waarbij ik uit afwezigheid niet eens opkeek.[4]
  2. (figuurlijk) zo vol met iets dat het te verwachten valt dat het eruit gaat komen
     Hoewel het die nacht al zwaar had geregend, was de lucht nog steeds dicht en donker, zwanger van water. Hij omhulde me, en ik kon bijna niet ademhalen.[5]
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1 [6]] zwanger zijn van
    1. als kind in de baarmoeder dragen
    2. in de baarmoeder een kind dragen van
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
zwangeren

zwanger

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwangeren
    • Ik zwanger. 
  2. gebiedende wijs van zwangeren
    • Zwanger! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwangeren
    • Zwanger je? 

Gangbaarheid

  • Het woord zwanger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. zwanger op website: Etymologiebank.nl
  3. "zwanger" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  5. Danielle Teller (vert. Marja Borg)
    “Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026346477
  6. Weblink bron “Wat is goed: zwanger van haar eerste kind of zwanger van haar nieuwe vriend?” op onzetaal.nl
  7. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /zwɑŋɐ(r)/ (Etsbergs)
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

zwanger

  1. zwanger
  2. (verouderd) hongerig
    «Ich bön zoea zwanger, det ich d'r-z ven beval!»
    Ik ben zo hongerig dat ik verga!
Synoniemen
  • [1] baerig
  • [2] hónger
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.