hor

Niet te verwarren met: Hor

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hor    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • hor
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘gaas voor raam tegen insecten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord hor horren
verkleinwoord horretje horretjes

Zelfstandig naamwoord

dehorv/m

  1. een raamwerk met gaas dat voor een open deur of venster wordt geplaatst om vliegende insecten te weren
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord hor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
75 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /ɦɔr/
Woordafbreking
  • hor

Zelfstandig naamwoord

hor

  1. genitief meervoud van hora
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.