hors

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hors    (hulp, bestand)
  • IPA: /hɔrs/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • hors
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘beenvis’ voor het eerst aangetroffen in 1862 [1]
  • [vissoort] van Engels horse-mackerel [2]
  • [droogvallende grond] variant van gors en/of verwant aan horst [3][4]
enkelvoud meervoud
naamwoord hors horsen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dehorsm

  1. (straalvinnigen) eetbare vissoort Trachurus trachurus  die voorkomt in de oostelijke Atlantische Oceaan
Synoniemen
enkelvoud meervoud
naamwoord hors horzen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hors v / m / o

  1. buitendijkse grond die begroeid raakt
  2. zandplaat in zee die bij vloed niet helemaal onderloopt
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • De Hors
  • Vliehors

Gangbaarheid

  • Het woord hors staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
43 %van de Nederlanders;
37 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Angelsaksisch

Uitspraak
  • IPA: /hoɹs/

Zelfstandig naamwoord

hors o

  1. (onevenhoevigen) paard
Overerving en ontlening
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.