hotelier

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hotelier    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ho·te·lier
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van hotel met het achtervoegsel -ier
  • afgeleid van het Franse hôtelier (met het achtervoegsel -ier) [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord hotelier hoteliers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dehotelierm [2]

  1. (beroep) iemand die beroepsmatig een hotel exploiteert
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord hotelier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.