houtbouw
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: houtbouw (hulp, bestand)
Woordafbreking
- hout·bouw
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hout zn en bouw zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | houtbouw | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de houtbouw m
- het gebruiken van hout als voornaamste bouwmateriaal
- Ook Houtbouw Gorate en Gorate Staalbouw is failliet. De directie heeft het faillissement zelf aangevraagd, omdat het bedrijf de sterk teruglopende omzetten niet meer kon opvangen. Het bedrijf, gespecialiseerd in houtskeletwoningen en hallen voor de agrarische sector, heeft 48 medewerkers. [2]
- constructie gemaakt van hout
- Frans Wytema uit Zaandijk ontvangt een Zilveren Anjer voor zijn inspanningen voor het behoud van de Zaanse houtbouw en restauratie van oude muziekinstrumenten. [3]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord houtbouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "houtbouw" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 10-04-13 Gorate Wierden failliet
- ↑ Tubantia 14-05-13 Drie Zilveren Anjers toegekend
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.