houtcel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: houtcel (hulp, bestand)
Woordafbreking
- hout·cel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hout zn en cel zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | houtcel | houtcellen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de houtcel v / m
- bepaalde cellen van een boom die aan de binnenzijde van het cambium liggen
- Bij het zinken van houten schepen speelt iets anders een rol. Oude boten waren vaak van eikenhout dat met een soortelijk gewicht van 0,7 kilo per kubieke decimeter (water is 1) blijft drijven. Maar als de boot lang op de grens van lucht en water ligt, treedt een rottingsproces op waarbij de cellulosestructuur van de houtcellen verloren gaat. Dan verdwijnt de lucht in en tussen de houtcellen, stijgt het soortelijk gewicht en zinkt het hout. [2]
Antoniemen
- bastcellen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord houtcel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "houtcel" herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Telegraaf 14 apr. 2014 Zware dobber
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.