huisgemeente

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  huisgemeente    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • huis·ge·meen·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huisgemeente huisgemeenten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dehuisgemeentev

  1. (religie) groep gelovigen (een gemeente) die los van de officiële kerk praat over het geloof
    • Lang niet iedere huisgemeente heeft een dominee of priester als voorganger. 

Gangbaarheid

  • Het woord 'huisgemeente' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.