huisvesting

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  huisvesting    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • huis·ves·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huisvesting huisvestingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dehuisvestingv

  1. het huisvesten van iemand
    • De huisvesting van de stroom vluchtelingen leverde grote problemen op. 
  2. het onderkomen dat iemand al of niet vindt
    • Gelukkig had hij nu zowel huisvesting als een baan gevonden. 
     Het bouwadvies is terecht en ingegeven door het eerder beschreven verdwijnen van de verzorgingshuizen. Of dat bouwen het ontstane zorgprobleem oplost, valt echter te betwijfelen. Het voormalige verzorgingshuis bood immers geïntegreerde huisvesting én zorg aan de groep kwetsbare ouderen, veelal boven de 80 jaar.[1]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord huisvesting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Noud Engelen
    “Kwetsbare ouderen hebben beschermde woonomgeving nodig” (14 februari 2020), Trouw
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.