huurbetaler

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  huurbetaler    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • huur·be·ta·ler
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huurbetaler huurbetalers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dehuurbetalerm

  1. iemand die een ruimte huurt en daarvoor huur moet betalen aan de verhuurder
     Ze hadden zich er een heleboel op hun hals gehaald toen ze meer dan vier jaar geleden hun industriële bezittingen verruilden voor een onroerendgoedarsenaal met tienduizenden onwillige huurbetalers.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'huurbetaler' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.