hypotheekrecht
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: hypotheekrecht (hulp, bestand)
Woordafbreking
- hy·po·theek·recht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hypotheek zn en recht zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hypotheekrecht | hypotheekrechten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het hypotheekrecht o [1]
- (economie) een zekerheidsrecht op een registergoed, dat gekoppeld is aan een lening, althans een maximaal te lenen bedrag
- ▸ Als u geld wilt lenen voor de aankoop of verbouwing van uw huis dan wil de bank op deze lening een hypotheekrecht. Dit betekent dat de bank zekerheid wil dat het geleende geld door u terugbetaald wordt. Om het recht van hypotheek vast te leggen is een notariële akte nodig, dit is de hypotheekakte.[2]
- ▸ Vestia is met de banken in overleg over een oplossing. Het Rijk en de toezichthouders in de corporatiesector dringen aan op een snel akkoord en hebben nu in een gecoördineerde actie het WSW het hypotheekrecht van "(nagenoeg) alle percelen"laten overnemen, blijkt uit gegevens van het Kadaster. De WOZ-waarde van de woningen is zo'n 10 miljard euro.[3]
- ▸ De fiscus heeft onlangs een extra hypotheekrecht van 1,5 miljoen euro op het kantoorpand van Moszkowicz in Amsterdam gekregen. Eerder waren er twee hypotheken gevestigd voor een bedrag van 1,1 miljoen euro, ontdekte Nieuwsuur.[4]
Gangbaarheid
- Het woord hypotheekrecht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Wat betekent het hypotheekrecht?”, abmaschreurs.nl
- ↑ Weblink bron “Banken buitenspel in zaak-Vestia” (woensdag 23 mei 2012, 07:22), NOS
- ↑ Weblink bron “Belastingschuld Moszkowicz groter” (dinsdag 27 november 2012, 20:10), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.