ia

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ia    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈija/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ia
Woordherkomst en -opbouw

Tussenwerpsel

ia

  1. geluid van een ezel die balkt
     Showman Henny Huisman kwam meteen opdraven toen hij ezel moest spelen in een van Barts tv-fantasieën. „Alleen ia ia zeggen en kijken zoals je altijd kijkt: dom”, waren de instructies van Bart.[1]

Werkwoord

vervoeging van
iaën

ia

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van iaën
    • Ik ia. 
  2. gebiedende wijs van iaën
    • Ia! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van iaën
    • Ia je? 

Gangbaarheid

  • Het woord ia staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
41 %van de Nederlanders;
35 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Maarten Huygen
    “Rouwen voor de kleine man” (30 mei 2002) op nrc.nl
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Indonesisch

Woordafbreking
  • ia

Persoonlijk voornaamwoord

ia

  1. hij, zij, soms het
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.