iar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  iar    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈijɑr/, /iˈjɑr/
Woordafbreking
  • iar
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

iar

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) tweede maand van joodse jaar, in april-mei, achtste maand bij telling vanaf Rosj Hasjana
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Joodse kalendermaanden:
  •  tisjri   (september/oktober)
  •  chesjvan   (oktober/november)
  •  kislew   (november/december)
  •  tevet   (december/januari)
  •  sjevat   (januari/februari)
  •  adar   (februari/maart)
  •  nisan   (maart/april)
  •  iar   (april/mei)
  •  sivan   (mei/juni)
  •  tammoez   (juni/juli)
  •  av   (juli/augustus)
  •  eloel   (augustus/september)
Vertalingen

Verwijzingen

  1. Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands

Gangbaarheid

  • Het woord 'iar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.