ijsbout
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: ijsbout (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ijs·bout
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van ijs zn en bout zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ijsbout | ijsbouten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de ijsbout m
- (voeding) soort winterstoofpeer
Gangbaarheid
- Het woord 'ijsbout' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ijsbout" herkend door:
34 % | van de Nederlanders; |
47 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.