ijscowagen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: ijscowagen (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ijs·co·wa·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van ijsco zn en wagen zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ijscowagen | ijscowagens |
verkleinwoord | ijscowagentje | ijscowagentjes |
Zelfstandig naamwoord
de ijscowagen m [1]
- (handel) kar waarmee een ambulante koopman ijsjes verkoopt
- ▸ Bij de ijscowagen van Giorgio Ferrari in Eindhoven was het de hele dag druk. "Na al het winterse weer hebben mensen gewoon zin in ijs", vertelt hij aan Omroep Brabant. "Ze hebben zin om te fietsen en te wandelen en daar hoort gewoon een ijsje bij."[2]
Gangbaarheid
- Het woord ijscowagen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Warmste 21 februari ooit gemeten, mensen genieten van lenteweer” (zondag 21 februari 2021, 15:04), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.