ijsmaker

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ijsmaker    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ijs·ma·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ijsmaker ijsmakers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deijsmakerm

  1. iemand die consumptie-ijs maakt
    • Veel Italianen werken in Nederland als ijsmaker. 
  2. iemand die zorg draagt voor het ijs op een ijsbaan
    • Haaksbergen had dinsdagavond de eerste marathon op natuurijs. De ijsmakers uit Noordlaren, de eeuwige rivaal, vinden ’s avonds troost in Jägermeister. [1] 
Hyperoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord ijsmaker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. NRC Henk Stouwdam 20 januari 2016
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.