immuniteit

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  immuniteit    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • im·mu·ni·teit
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘niet-onderworpen zijn aan wetten, onvatbaarheid’ voor het eerst aangetroffen in 1545 [1]
  • Van het Engelse immunity of het Franse immunité, van het Latijnse 'immunitas' met het achtervoegsel -iteit [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord immuniteit immuniteiten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deimmuniteitv

  1. (medisch) onvatbaarheid voor een ziekte
  2. onschendbaarheid m.b.t. bepaalde wetten
Afgeleide begrippen
  • immuniteitsleer
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord immuniteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.