inbusbout

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  inbusbout    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • in·bus·bout
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord inbusbout inbusbouten
verkleinwoord inbusboutje inbusboutjes

Zelfstandig naamwoord

deinbusboutm

  1. een bout met een binnenzeskant die alleen met een inbussleutel kan worden aan- of losgedraaid

Gangbaarheid

  • Het woord inbusbout staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
68 %van de Nederlanders;
57 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.