industrieel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  industrieel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • in·dus·tri·eel
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen industrieelindustriëlerindustrieelst
verbogen industriëleindustriëlereindustrieelste
partitief industrieelsindustriëlers-

Bijvoeglijk naamwoord

industrieel

  1. tot de industrie behorend
  2. met veel fabrieken
     Ondertussen trok de industriële voorstad van San Diego aan ons voorbij.[1]
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord industrieel industriëlen
verkleinwoord industrieeltje industrieeltjes

Zelfstandig naamwoord

deindustrieelm

  1. eigenaar van een fabriek

Gangbaarheid

  • Het woord industrieel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.