industrie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  industrie    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • in·dus·trie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘nijverheid, fabriekswezen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1864 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord industrie industrieën
verkleinwoord industrietje industrietjes

Zelfstandig naamwoord

deindustriev

  1. nijverheid
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord industrie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Afrikaans

Zelfstandig naamwoord

industrie

  1. industrie; nijverheid
Synoniemen

Meer informatie

Frans

Zelfstandig naamwoord

industrie v

  1. industrie; nijverheid

Limburgs

Zelfstandig naamwoord

industrie

  1. industrie; nijverheid
Synoniemen
  • groeatverwèrking

Meer informatie

Roemeens

Zelfstandig naamwoord

industrie

  1. industrie; nijverheid

Schots

Zelfstandig naamwoord

industrie

  1. industrie; nijverheid
Schrijfwijzen

Meer informatie

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /ɪndʊstrɪjɛ/
Woordafbreking
  • in·du·s·t·rie

Zelfstandig naamwoord

industrie v

  1. (verouderd) industrie; nijverheid
Verbuiging
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • industriální
  • industrijní
Verwante begrippen
  • industrializace v

Meer informatie

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.