insteek
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: insteek (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɪnstek / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- in·steek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | insteek | insteken |
verkleinwoord | insteekje | insteekjes |
Zelfstandig naamwoord
de insteek m
- handeling van het insteken
- De insteek van de naald is wat lastig als de huid verdikt is.
- inbreng, benadering, wat men wil bereiken, wat men te berde brengt
- De insteek is nadrukkelijk meer ruimte te scheppen voor de eigen visies en missies van zuidelijke partners bij hun eigen capaciteitsopbouw.
- (medisch) voorraad linnengoed die een instelling in huis heeft [3]
- (bouwkunde) voor een deel ingestoken tussenverdieping in een eenlaags huis met zeer hoge begane grond.
- .. is een 14de-eeuws huis met in wezen nog de oorspronkelijke insteek.[4]
Werkwoord
vervoeging van |
---|
insteken |
insteek
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van insteken
- ... dat ik insteek.
Gangbaarheid
- Het woord insteek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "insteek" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ insteek op website: Etymologiebank.nl
- ↑ ikzorgerwelvoor.nl
- ↑ dbnl gearchiveerd: Utrecht. De huizen binnen de singels.Marceline Dolfin, E.M. Kylstra en Jean Penders1989
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.