integriteit

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  integriteit    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɪntəɣriˈtɛit/
Woordafbreking
  • in·te·gri·teit
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘rechtschapenheid’ voor het eerst aangetroffen in 1689 [1]
  • Van het Engelse integrity of het Franse intégrité, van het Latijnse 'integritas' met het achtervoegsel -iteit
enkelvoud meervoud
naamwoord integriteit integriteiten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deintegriteitv

  1. onschendbaarheid, eerlijkheid, oprechtheid
    • Iemands integriteit in twijfel trekken. 
     De douane kon op zowel ondemocratische als iemands integriteit schendende wijze naar smokkelgeld zoeken.[2]
  2. betrouwbaarheid van gegevens in het kader van informatiebeveiliging
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord integriteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.