internetbranche

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  internetbranche    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • in·ter·net·bran·che
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord internetbranche internetbranches
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deinternetbranchev/m

  1. (economie) bedrijfstak bestaande uit bedrijven die actief zijn op het internet
     De OPTA constateert dat de internetbranche wel bezig is met de cookiewetgeving. Veel organisaties willen echter eerst weten wat er precies van hen wordt verwacht, voor zij hun systemen aanpassen. De OPTA wil niet zeggen welke websites nog niet zijn aangepast aan de nieuwe wet.[1]
     Het debat dat hieraan vooraf is gegaan was nogal spannend. PVV en PvdA deden het voorstel, maar alleen de SP schaarde zich achter hen. Andere partijen vonden de wet niet gebruiksvriendelijk. Daarnaast protesteerde de internetbranche hevig tegen de strengere eisen. Vandaag bleek dat voor de Tweede Kamer het belang van de bescherming van de privacy het zwaarst weegt.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord internetbranche staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron “OPTA: cookiewet niet nageleefd” (vrijdag 3 augustus 2012, 11:43), NOS
  2. Weblink bron “Strengere eisen voor cookies” (dinsdag 21 juni 2011, 17:43), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.