internetlink

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  internetlink    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • in·ter·net·link
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord internetlink internetlinks
verkleinwoord internetlinkje internetlinkjes

Zelfstandig naamwoord

deinternetlinkv/m

  1. (beroep) (media) aanklikbare verwijzing naar een internetpagina
     Via iGuana zijn ook de bijna 200.000 medische dossiers van patiënten voor iedereen toegankelijk geworden. Daaronder waren 5600 medische dossiers van Nederlandse patiënten van het Sint Anna Ziekenhuis in Geldrop en honderd van patiënten van het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis in Nijmegen. De gegevens waren via een algemeen toegankelijke internetlink voor iedereen zichtbaar.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord internetlink staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Belgische gevangenen werkten met Nederlandse patiëntendossiers” (maandag 25 januari 2016, 13:06), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.