invoice

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  invoice    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • in·voice
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord invoice invoices
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deinvoicev/m

  1. (economie) factuur die met de goederen wordt meegestuurd
     Dinsdag moest hij zich verantwoorden voor de politierechter. Daar gaf de koerier aan dat hij pakketten opensneed omdat hij op zoek was naar de invoice, de papieren die nodig zijn om de pakketten internationaal te versturen.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord invoice staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. invoice op website: Etymologiebank.nl
  2. Weblink bron “Is koerier in Holten een kledingdief?” (13-12-2016), De Standaard
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.