factuur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  factuur    (hulp, bestand)
  • IPA: /fɑkˈtyr/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • fac·tuur
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘rekening voor geleverde goederen’ voor het eerst aangetroffen in 1600 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord factuur facturen
verkleinwoord factuurtje factuurtjes

Zelfstandig naamwoord

defactuurv

  1. (financieel) document met een beschrijving van goederen die een bedrijf (aan een ander bedrijf) geleverd heeft en de daarmee gepaard gaande kosten
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord factuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.