jaspis
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / ˈjɑspɪs / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- jas·pis
Woordherkomst en -opbouw
- via Middelnederlands jaspis van Latijn iaspis, in de betekenis van ‘steensoort’ aangetroffen vanaf 1240 [1] [2] [3]
o | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | jaspis | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het jaspis o
- geen meervoud (mineraal) onzuivere variant van kwarts
- 1. In deze Duitse rots is het rode jaspis zichtbaar.
- 1. Kiezelstenen van jaspis.
Afgeleide begrippen
- jaspiskleurig
Vertalingen
m | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | jaspis | jaspissen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de jaspis m
- voorwerp door bewerking uit het gelijknamige mineraal gemaakt
- 1. Een jaspis in de vorm van een bol.
- 1. Deze Egyptische jaspis is een scarabee.
Gangbaarheid
- Het woord jaspis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "jaspis" herkend door:
33 % | van de Nederlanders; |
19 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ jaspis op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "jaspis" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.