jid
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: jid (hulp, bestand)
- IPA: /jit/
Woordafbreking
- jid
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Jiddisch, in de betekenis van ‘jood’ voor het eerst aangetroffen in 1921 [1]
- Herkomst: Jiddisj [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jid | jidden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de jid v / m
- (Jiddisch-Hebreeuws) jood
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord jid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ "jid" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.