jonggetrouwde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  jonggetrouwde    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • jong·ge·trouw·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord jonggetrouwde jonggetrouwden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dejonggetrouwdev/m

  1. iemand die pas getrouwd is; iemand die op jonge leeftijd getrouwd is
     Het doet ons geen goed als wij, als jonggetrouwden, ruzie hebben.[1]


Synoniemen


Bijvoeglijk naamwoord

jonggetrouwde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van jonggetrouwd

Gangbaarheid

  • Het woord jonggetrouwde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Victoria Holt
    “De geheimzinnige echtgenoot” (1976), Saga, ISBN 9788726955644
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.