kammen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kammen    (hulp, bestand)
  • IPA: /kɑmə(n)/
Woordafbreking
  • kam·men
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van kam met het achtervoegsel -en [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kammen
kamde
gekamd
zwak -d volledig

Werkwoord

kammen

  1. overgankelijk met een kam haar in orde brengen
    • Zij is bezig haar haar te kammen. 
     Zijn grote baard die hij elke dag aandachtig kamde was even breed als lang.[2]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

dekammenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kam

Gangbaarheid

  • Het woord kammen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. kammen op website: Etymologiebank.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.