kampioen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kampioen    (hulp, bestand)
  • IPA: /kɑmpiun/
Woordafbreking
  • kam·pi·oen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘de beste in een sport, voorvechter’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1340 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord kampioen kampioenen
verkleinwoord kampioentje kampioentjes

Zelfstandig naamwoord

dekampioenm

  1. (sport) de winnaar van een kampioenschap
    • Wij zijn de kampioenen! 
  2. voorvechter
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kampioen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.