kandelaar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kandelaar    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkɑndəˌlar/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • kan·de·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kandelaar kandelaars
kandelaren
verkleinwoord kandelaartje kandelaartjes

Zelfstandig naamwoord

dekandelaarm

  1. standaard waarop één of meer kaarsen geplaatst kunnen worden
Synoniemen
Spreekwoorden
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
kandelaren

kandelaar

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kandelaren
    • Ik kandelaar. 
  2. gebiedende wijs van kandelaren
    • Kandelaar! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kandelaren
    • Kandelaar je? 

Gangbaarheid

  • Het woord kandelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.