kastanje

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kastanje    (hulp, bestand)
  • IPA: /kɑsˈtɑɲə/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • kas·tan·je
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vrucht’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • Via het Picardische castagne van het Oudfranse chastaigne, wat weer valt te herleiden tot het Latijnse castanea.< [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kastanje kastanjes
verkleinwoord kastanjetje kastanjetjes

Zelfstandig naamwoord

dekastanjev/m

  1. (plantkunde) Castanea  loofboomsoort die vooral inheems is in subtropische gebieden
    • De Enschedese boomverkiezing op www.boomverkiezing.nl is gewonnen door drie 80 jaar oude moeraseiken aan de Papaverstraat in de Laares. Nummer twee werd de uitgegroeide kastanje aan de Deurningerstraat. De grootste mammoetboom van Twente in het Ledeboerpark werd derde. Er werden meer dan 400 stemmen uitgebracht. [3] 
  2. (plantkunde) eetbare vrucht van de betreffende boom
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • De kastanjes voor iemand uit het vuur halen
Iemand anders het gevaarlijke werk laten doen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kastanje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.