katheder

Niet te verwarren met: katheter

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  katheder    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ka·the·der
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘spreekgestoelte’ voor het eerst aangetroffen in 1778 [1]
  • Via het Latijnse cathedra van het Oudgriekse καθέδρα
enkelvoud meervoud
naamwoord katheder katheders
verkleinwoord kathedertje kathedertjes

Zelfstandig naamwoord

hetkathedero

  1. spreekgestoelte
  2. lessenaar
     De Schelp zei dat ik de deur van het klaslokaal dicht moest doen en toen stond ik daar voor de katheder en was er geen weg terug meer mogelijk.[2]
  3. (religie) bisschopszetel

Gangbaarheid

  • Het woord katheder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
82 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.