kerkdeur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kerkdeur    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkɛrəkˌdør/ (2 of 3 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈkɛrk.dʏːr/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈkɛrk.døːr/
Woordafbreking
  • kerk·deur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kerkdeur kerkdeuren
verkleinwoord kerkdeurtje kerkdeurtjes

Zelfstandig naamwoord

dekerkdeurv/m

  1. (religie) een deur van een kerk
    • Kan jij de Latijnse tekst in de kerkdeur lezen? 
     Het houten hek was versterkt met ijzeren banden en klinknagels en was minstens twee keer zo hoog en drie keer zo breed als de kerkdeuren.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kerkdeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Danielle Teller (vert. Marja Borg)
    “Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026346477
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.