kerkmeester

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kerkmeester    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • kerk·mees·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kerkmeester kerkmeesters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dekerkmeesterm [2]

  1. (beroep) (religie) beheerder van een kerkgebouw
     ' Of schoon deze invitatie vergezeld ging van een revérence die het hart van een kerkmeester wellicht zou hebben vertederd, liet de bode er zich echter geenszins door vermurwen.[3]
     Hij was in gezelschap van zijn assistent, die pigmenten stond te mengen, een kerkmeester die voor een portret poseerde en zijn schoonmoeder, die elders in huis het huishouden deed.[4]
  2. (beroep) (religie) lid van het kerkbestuur
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord kerkmeester staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.