kermis

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kermis    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ker·mis
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘volksfeest met jaarmarkt’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • Afkomstig van het Middelnederlandse kermisse (kerkelijk feest), een samenstelling van kerk en misse met wegval van de -k
enkelvoud meervoud
naamwoord kermis kermissen
verkleinwoord kermisje kermisjes

Zelfstandig naamwoord

dekermisv/m

  1. een feest met attracties
    • Ben jij al met je kleinzoon naar de kermis geweest? 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Van een koude kermis thuiskomen.
Iets hebben beleefd dat erg is tegengevallen
 Door het natuurgeweld moeten honderdduizenden mensen hun leven en hun huis weer opbouwen. Daarvoor kloppen ze aan bij hun verzekeraar. Maar volgens Weppner, die zelf voor een verzekeringsmaatschappij werkt, komen huiseigenaren van een koude kermis thuis.[2]
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
kermissen

kermis

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kermissen
    • Ik kermis. 
  2. gebiedende wijs van kermissen
    • Kermis! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kermissen
    • Kermis je? 

Gangbaarheid

  • Het woord kermis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.