klaarblijkelijk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  klaarblijkelijk    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • klaar·blij·ke·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen klaarblijkelijk
verbogen klaarblijkelijke
partitief klaarblijkelijks

Bijvoeglijk naamwoord

klaarblijkelijk

  1. kennelijk.
    • Hij heeft allerlei klaarblijkelijke bezwaren klaarliggen. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord klaarblijkelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.