kleine

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kleine    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈklɛinə/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • klei·ne

Bijvoeglijk naamwoord

kleine

  1. verbogen vorm van de stellende trap van klein
     Gespannen rende ik naar de enige beschutte plek op de bergtop, een kleine berghut.[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord kleine kleinen
verkleinwoord kleintje kleintjes

Zelfstandig naamwoord

dekleinev/m

  1. persoon met geringere lengte
    • Die kleine kon er niet goed bij, maar hij kreeg hulp van zijn maatje. 
  2. kind, kleuter
    • Moet die kleine nog niet naar bed? 
Typische woordcombinaties
  • een kleine (<getal>) <eenheid>
    net iets minder dan de aangegeven hoeveelheid
 Hij woont een kleine kilometer van zijn school af. 
 Dit conflict heeft een kleine drie jaar geduurd. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord kleine staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.