kleintje

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kleintje    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • klein·tje
enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord kleintje kleintjes

Zelfstandig naamwoord

hetkleintjeo dim. tant.

  1. een persoon van klein formaat, kind, peuter
    • Pas jij even op de kleintjes? 
  2. een zaak van klein formaat
    • We hebben alleen wat aan die flinke schelpen, gooi die kleintjes maar weer terug. 
  3. kleine bedragen, klein geld
    • Als je niet op de kleintjes let, ben je zo armpie af. 

Zelfstandig naamwoord

hetkleintjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord kleine

Gangbaarheid

  • Het woord kleintje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.