knaapje

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  knaapje    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈknapjə/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • knaap·je
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van knaap met het achtervoegsel -je
    • [2] (figuurlijk) gebruik van [1] voor voorwerpen die een steunende of dragende functie hadden, in de betekenis van ‘klerenhanger’ voor het eerst aangetroffen in 1837 [1] [2] [3]
[2] enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord knaapje knaapjes

Zelfstandig naamwoord

hetknaapjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord knaap
  2. dim. tant. (huishouden) aan een kapstok te hangen voorwerp om kleding over te hangen
    • Hang dat jasje even op een knaapje! 
Synoniemen

[2] kledinghanger, kleerhanger, klerenhoutje

Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord knaapje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.